Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet bodembescherming

 

Artikel 63a
1
In gevallen waarin de verontreiniging of aantasting de bodem onder oppervlaktewater betreft waarvoor Onze Minister van Verkeer en Waterstaat waterkwaliteitsbeheerder is, berusten de in de artikelen 27, 28, 29, 37, 38, 39, 39a, 39b, 39c, 39d, 39f, 40, 41, 42, 43, 45, 46, 48, 49, 55 en 55b aan gedeputeerde staten, de in de artikelen 39, 39c en 39d aan provinciale staten en de in artikel 50 aan Onze Minister toegekende taken en bevoegdheden in afwijking van die artikelen bij Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.
2
Gelijke taken en bevoegdheden berusten bij Onze Minister van Verkeer en Waterstaat voor zover de verontreiniging of aantasting de kust of de oever van oppervlaktewater betreft, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat die verontreiniging of aantasting geen gevolgen heeft voor de bodem onder dat water.
3
In een geval als bedoeld in het eerste of tweede lid vergoedt Onze Minister van Verkeer en Waterstaat de schade ten gevolge van een bevel als bedoeld in artikel 49 juncto artikel 30, derde of vierde lid, en is artikel 74, tweede, derde en vierde lid, op die schadevergoeding van overeenkomstige toepassing.
4
In een geval als bedoeld in het eerste of tweede lid:
a
blijft artikel 49, derde lid, buiten toepassing;
b
doet Onze Minister van Verkeer en Waterstaat een vordering als bedoeld in artikel 50, zonder een verzoek van gedeputeerde staten ter zake, gaat hij niet tot vordering over dan nadat hij heeft getracht hetgeen gevorderd moet worden te verkrijgen bij minnelijke schikking en legt hij een verslag van het met de betrokken rechthebbende daaromtrent gevoerde overleg over bij de kennisgeving aan de Staten-Generaal, en
c
blijven de artikelen 76 tot en met 86b, met uitzondering van artikel 86a, buiten toepassing.
5
In gevallen waarin de verontreiniging of aantasting van de bodem of de gevolgen daarvan, niet beperkt zijn tot de bodem, bedoeld in het eerste lid, of de kust of de oever, bedoeld in het tweede lid, plegen Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en gedeputeerde staten, alvorens van hun bevoegdheden gebruik te maken, terzake overleg.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •